Medium Hoeven zet buitenaards wezen op foto

Copyright Peter en Robbert van der Broeke
Foto: © Robbert en Peter van der Broeke 2004

HOEVEN - Robert van den Broeke uit Hoeven zegt een buitenaards wezen op de foto te hebben gezet. Van den Broeke is een medium, die zegt in contact te staan met wezens in andere dimensies, zoals na de dood en van buiten onze aarde.

Hij vindt ook geregeld graancirkels. De wezens tonen zich aan hem als lichtbollen. Deze week lieten ze zich ook anders zien: als grijswitte gedaanten met een smal hoofd en grote amandelvormige ogen die schuin omhoog staan.

Volgens Van den Broeke hoeven we niet bang te zijn. De buitenaardse wezens komen "uit liefde, om ons te leren goed voor de aarde te zorgen en liever voor elkaar te zijn".



Interview Omroep Brabant (radio), vrijdag 7 mei 2004

www.omroepbrabant.nl

R = Robbert van den Broeke
J = Journaliste van Omroep Brabant

R: “Het is heel vaak zo, als ik dus ga zitten en ik concentreer me, en ik maak contact eigenlijk met de wezens die mij leiden naar de cirkels, dat die heel vaak in de vorm van lichten op de foto’s staan.”

J: “Je hebt er bergen met foto’s van, ik heb er ook een heleboel gezien: allemaal grote lichtbollen die rondom je hoofd zweven. En dat vind jij al heel gewoon, dat gebeurt bijna dagelijks, geloof ik?”

R: “Ja. Ja, inderdaad ja. Het zou heel goed kunnen, als jij nu een foto van mij maakt... Ik zou bijna de kans 99% achten, dat daar licht op staat.”

J: “Dat kunnen we misschien sowieso zo dadelijk nog doen.”

R: “Ja, zeker.”

J: “Je hebt een digitale camera...”

R: “Ja.”

J: “Maar dat is normaal gesproken. Deze keer zag je heel wat bijzonders.”

R: “Ja, dat is zo bijzonder eigenlijk. Er zijn eigenlijk al zoveel jaren dingen aan de hand. Maar nu gebeurde er echt iets. En ik had een heel sterk gevoel, binnen in huis, hier, dat er iets aanwezig was. Ja, een gevoel van bekeken te worden, door wezens, die totaal weten wie ik ben. En ik kan het niet helemaal uitleggen, maar echt zo’n gevoel van... ja, een heel hoog bewustzijn. Plotseling zag ik in de hoeken van de kamer, zag ik heel duidelijk, pats pats, telkens een soort lichtflitsen. En in die lichtflitsen zag ik eigenlijk, gekapseld, gezichten zitten van... ja, witte gezichten met een soort amandelvormige ogen d’r in. En ja... ik had geen angst, maar ik vond het wel heel erg nieuw. Dit komt wel heel dicht bij!”

J: “Je bent er ook erg van onder de indruk, hè?”

R: “Ja, ik zit daar nog helemaal vol van. Ik ben... ja, het is zo bijzonder.”

J: “Als we de foto’s hier voor ons zien liggen – en ik moet zeggen: ik vind ze ook wel spannend – dan zien we foto’s iedere keer op dezelfde plek genomen. Het begint heel wazig. Het lijkt een soort mist in eerste instantie, die voor de stoel hangt en voor een foto die op de muur hangt. En die mist die zie je in elke foto een beetje sterker worden, totdat hier op de laatste foto... ja, het is heel erg ongelooflijk eigenlijk, als je het zo ziet: daar zit echt een wezen. Een beetje spookachtig wit schijnsel met een smal lang gezicht en, ja, ik zou bijna zeggen, de beroemde amandelvormige ogen die zo schuin omhoog staan. Het is bijna wel een standaard Marsmannetje, zeg maar, zoals we hem zoveel afgebeeld hebben gezien al.”

R: “Ja. Het is inderdaad echt de beroemde alien, die gezien wordt: eigenlijk de Gray wordt ‘ie ook wel genoemd, de Grijze... over de verschillende getuigenverklaringen... Alleen d’r zijn heel zelden foto’s van.”

J: “Ik zie natuurlijk jouw bezieling, en ik zie hoe waar dit allemaal voor jou is. Maar je kunt je toch voorstellen dat de meeste mensen die dit zien, denken: ja, ach, ik weet het niet, hoor.”

R: “Nou, ik ben zelf ook heel sceptisch. Maar doordat je dat ervaart... Ik denk: de sceptische mens staat het dichtste bij de bron. Dus een sceptisch mens die is veel eerder, denk ik, ook telepatisch als iemand die alles zomaar aanneemt. Dus ik juich alleen maar toe dat mensen sceptisch zijn. Alleen, het gaat toch ook om bewijzen in de maatschappij. En ik kom met bewijzen. En daar kun je niet omheen.”

J: “Je krijgt nu natuurlijk ook meteen van: ja, jongens, in dit computertijdperk: iedereen die een beetje kan knutselen achter een computer die zet zoiets in elkaar.”

R: “Ja, in principe zou dat kunnen. Maar we hebben ook zoveel foto’s waar negatieven bij zijn, gewoon ook met een rolletje gemaakt, waar de meest bizarre dingen op staan: lichtverschijnselen, objecten. Als je dit in elkaar zou zetten, je zou dit dus verzinnen, je zou zo’n verhaal in mekaar flansen om in de belangstelling te willen staan, ja, dan ben je wel een behoorlijk doortrapt persoon, denk ik.”

J: “Je had het er net over: nou, als we een foto nemen, dan is er misschien wel wat zichtbaar. Denk je dat dat zo is nu?”

R: “Ja, misschien. Ik weet het niet zeker.”

J: “Zullen we een poging wagen?”

R: “Dat is goed.”

J: “Nou, dan gaan we het proberen. Samen op de foto. Kijken of dat lukt. Concentreer je.”

R: “Misschien. Ik weet het niet. Ik zal even kijken.”

J: “Hahaha.”

R: “Het ziet er nog vrij stil uit op de foto. O nee, nee! Naast m’n hoofd.”

J: “Ja, naast je hoofd zie ik er een.”

R: “Ja, d’r staat een lichtbol op. Wacht even. Bij haar misschien. Ja, bij jou ook! Achter je!”

J: “Ja, achter mijn hoofd ook een te zien.”

R: “Ohhhh! Mooi! Oh, dank jullie wel! Dank jullie wel...”