De geometrie van graancirkels
Wat maakt graancirkels zo'n fascinerend fenomeen. Natuurlijk zal het onverklaarbare aspect
een grote rol spelen. Maar is dat alles? Hoe komt het toch dat mensen al geïnteresseerd raken
als ze alleen nog maar de pictogrammen hebben gezien. Als ze nog niets weten van de verdere
achtergrond. Wat maakt het dat de symbolen zo'n sterke uitwerking hebben op mensen.
Deze vragen spelen al jaren door mijn hoofd. Er is iets met de pictogrammen dat een soort
hypnotiserende uitwerking op mensen heeft. De vormen zijn zodanig dat ze je aangrijpen, maar
waarom.
Al vanaf de eerste graancirkel zijn er mensen geweest die zich met de geometrie hebben
beziggehouden. Bijvoorbeeld John Martineau en Wolfgang Schindler. Zij richtten zich vooral
op de 'buitenkant' van de pictogrammen. Tot 1992 waren vele pictogrammen in te passen in
vijfvoudige geometrie. In 1992 veranderde de vormen en was het gedaan met de werkwijze van
hen. Later heeft Gerald Hawkins intensief onderzoek gedaan naar verschillende elementen binnen
graancirkels. Hierbij vond hij ondermeer sterke aanwijzingen voor het bestaan van diatonische
ratio's in pictogrammen.
Hoewel al deze resultaten fascinerend zijn, waren ze voor mij niet voldoende. Er moest meer
zijn. Een fundamentelere grondslag. En ik heb hem gevonden. Veel graancirkels bevatten een
eenvoudige, maar zeer verhelderende geometrie. Een geometrie die de bevindingen van Martineau,
Schindler en Hawkins als resultaat heeft. De bron, die oorzaak is van hun bevindingen. De
interne geometrie van graancirkels.
Het begon allemaal met mijn pogingen om bestaande formaties op papier te reconstrueren met
alleen een passer en een liniaal, waarbij de liniaal alleen werd gebruikt om rechte strepen
te kunnen trekken. Niet om mee te meten. Dus echte zuivere constructie.
De resultaten waren fascinerend:
1. Alle door mij onderzochte formaties hebben hetzelfde basispatroon.
2. Elk element uit een formatie is niet toevallig, maar een strikt resultaat van de
constructie (dus ook de onderlinge verhoudingen).
3. De noodzakelijke constructiepunten (centra van gebruikte cirkels) liggen nooit in
rechtopstaand graan.
Hoe werkt het.
Het genoemde basispatroon ziet er als volgt uit
Vanuit dit patroon zijn vele formaties te construeren.
Laten we eens een formatie proberen, een relatief eenvoudige. Bijvoorbeeld de Harlequin
formatie van 1997. Via enkele eenvoudige constructiestappen komen we bij het volgende diagram:
In het diagram is een gelijkzijdige driehoek te zien.
Deze is geconstrueerd in de drie cirkels die nodig zijn om het basisfiguur te maken en is
dezelfde die ook in de formatie te zien is. Zie dat er een cirkel precies passend in de
driehoek is gecontrueerd. Dit is dezelfde cirkel als de drie die op de hoeken zijn
geconstrueerd. Toeval?
De binnenste cirkel in de formatie past precies in de gelijkzijdige driehoek van het
basisfiguur. Toeval?
Het eindresultaat ziet er als volgt uit:
Nu is dit een relatief eenvoudig en voor de hand liggend figuur. Bij de volgende ligt dit al
anders. Uitgaande van hetzelfde basisfiguur kunnen we via een kleine vijftien constructie
stappen het volgende maken:
Dit lijkt een brij aan strepen en cirkels, maar is echter de interne geometrie van het
volgende pictogram:
Ondanks het compexe karakter van het pictogram, kan het worden geconstrueerd zonder 'het
graan plat te stampen'. Het volgende diagram laat zien waar de noodzakelijke constructiepunten
liggen. Allemaal in platgelegd graan.
Duidelijk is te zien dat een aantal punten precies op de rand met het staande graan ligt. Het
past precies. Was de centrale cirkel bijvoorbeeld iets kleiner geweest, dan had het figuur niet
gemaakt kunnen worden zonder in het staande graan te staan. Maar 'gelukkig' is de centrale
cirkel precies groot genoeg. Toeval?
Dit geldt ook voor het volgende pictogram. Uitgaande van het basisfiguur komen we onder andere
via dit bij: